COLUMN – Gerard Borst
Armoede
Een Multatuli-dweper kan ik bezwaarlijk worden genoemd. Maar sommige van zijn essays zijn zo onweerstaanbaar dat ik ze regelmatig herlees.
Volgens Multatuli is de toestand van de werkman bij ons nog belabberder dan die van zijn standgenoten elders in Europa.
In deze categorie valt ook ‘Idee 451’. Het stuk staat in ‘Verzamelde werken van Multatuli deel vier (Elsevier-editie 1907), een bandje waarop ik graag de aandacht vestig omdat het door de uitgever in zo’n bijzonder jasje is gestoken. Ik kocht het ooit voor een appel zonder ei in een kringloopwinkel.
Gezinsbudgetten
In ‘Idee 451′ (1864) laat Multatuli ons kennismaken met de Franse publicist Frédéric Le Play. Le Play schreef het boek ” Les ouvriers européens’, waarvan in 1855 de eerste editie verscheen. Les ouvriers geldt als het werk van een pionier op het gebied van de empirische sociologie. Le Play, van opleiding mijningenieur, een beroep dat hem niet kon bekoren, interesseerde zich voor het leven van de gewone werkende mensen. Als scherp waarnemer reisde hij kriskras door Europa. Les ouvriers is de boekstaving van zijn bevindingen. Met zijn beschrijving van de levensomstandigheden van een paar honderd arbeidersgezinnen uit verschillende regio’s en bedrijfstakken bezorgde hij een publiek van burgerlezers de schok der niet-herkenning. De hoofdaandacht in het boek ging uit naar de financiële middelen waarover de gezinnen beschikten en de wijze waarop deze werden besteed, kortom naar hun budgetten.
Hemeltergend
Multatuli toont zich in ‘Idee 451’ diep onder de indruk van Le Play’s boek. Het heeft hem, schrijft hij, nieuwsgierig gemaakt naar het wel en wee van het gewone volk van Nederland. Hemeltergend is het woord dat zich aan de auteur opdringt. Volgens hem is de toestand van de werkman bij ons nog belabberder dan die van zijn standgenoten elders in Europa.
Zoals wel vaker, profileert Multatuli zich in ‘Idee 451’ als man van de daad. Hij wil met alle geweld op audiëntie bij koning Willem III. De monarch moet Nederlandse gezinsbudgetten onder de neus krijgen, zodat hij komt te weten ‘hoe de arme drommels gevoed worden, die zo schreeuwen en geestdriften als hij Amsterdam bezoekt’.
Houtzagersknecht
Dit voornemen bleef onuitgevoerd, evenals Multatuli’s plan over de situatie in Nederland een dik Le Play-achtig boek te schrijven. Maar helemaal onbetuigd liet Multatuli zich toch niet. Hij confronteerde zijn lezers met het gezinsbudget van Klaas Ris, houtzagersknecht te Amsterdam.
Ris was getrouwd en had drie kinderen. Hij verdiende zes gulden in de week. Ongeveer zeventig procent van dit inkomen ging op aan voeding, wat betekende dat het gezin straatarm was.
Andere tijden
We leven in andere tijden. Werkende Nederlanders besteden relatief steeds minder van hun inkomen aan eten. ‘Vergeleken met honderdvijftig jaar geleden is elke Nederlander nu welvarend, ook de arme.’ Dit schrijft Auke van der Woud in zijn boek Koningkrijk vol sloppen. Je kunt hem moeilijk ongelijk geven. Maar zeer terecht voegt hij eraan toe dat de armoede in onze samenleving niet gebagatelliseerd mag worden. ‘Dat zou wereldvreemd zijn, want armoede treft vandaag de dag bijna 1,5 miljoen Nederlanders.’
Dus, dames en heren in de politiek, niet bezuinigen op het armoedebeleid!